Het project maakt deel uit van de algemene vastgoedontwikkeling rond de universiteitscampussen van de ULB en de VUB langs de spoorlijn Brussel-Luxemburg.

Het gebouw is verdeeld in twee nauw met elkaar verbonden volumes. Het ene is rechthoekig en het andere vormt een halve cirkel en rust op palen. Het eerste ligt evenwijdig met de laan langsheen de spoorlijnen en het laatste ligt tegenover de bocht in de weg. Ze zijn met elkaar verbonden door een open atrium dat de openbare toegang vormt voor voetgangers en auto's van bezoekers.

De hoofdingang bevindt zich op de as van het gebouw en het plein ervoor en de ingang leidt naar twee verticale circulatiekernen links en rechts op de verbinding tussen de twee bouwvolumes.

De bovenste acht verdiepingen zijn bestemd voor kantoren en vergaderzalen. De kantoren zijn onderverdeeld in modules van 1,2 meter en hebben een toegangsvloer die een flexibel gebruik van kabels en een flexibele circulatie van vloeistoffen mogelijk maakt.

De drie kelderverdiepingen achteraan het gebouw herbergen een parkeerruimte voor 99 wagens. De toegang tot de parkeerzone wordt gegarandeerd door een externe oprit en profiteert van een hoogteverschil van 12 m. Daardoor worden de auto's ondergedompeld in daglicht dat door de metalen gevelroosters komt.

Het kelderniveau aan de voorkant van het gebouw bevat een veelzijdige, halfronde ruimte van twee niveaus, die kan worden omgevormd tot een publieke studio of een vergaderzalencomplex.

De gevel bestaat uit horizontale strepen waarbij openingen in helder glas en ballustrades in geanodiseerde aluminiumpanelen elkaar afwisselen. Het gebruik van een concept van "structurele beglazing" laat toe het dubbelglas en de aluminiumpanelen te bevestigen zonder externe middenstijlen. Dit verleent de gevel zijn strakke looks.