FASE I
De laagbouw, gelegen in de Karel Lodewijk Ledeganckstraat, werd gestript tot het ruwbouwniveau en heringericht om te voldoen aan de eisen van de onderzoeksgroepen en huidige eisen qua veiligheid, EPB, brandevacuatie, enz. De bestaande gevel uit witte hardsteen werd gereinigd. Hier zijn enkele labo’s met inperkingsniveau L3 gehuisvest.
FASE II
Deze 12 verdiepingen tellende toren is het symbool van de campus: met zijn logisch modulair opgebouwde gevelstructuur wordt zijn wetenschappelijke functie benadrukt. De volledige gevel van de toren werd vernieuwd door middel van gezeefdrukt, zonwerend hoog-rendementsglas en geïsoleerde sandwichpanelen. Voor de ramen werd een nieuw basisconcept met een ‘glasmozaïek’-legpatroon ontworpen, op basis van de bestaande modules maar in een nieuw kleurenpalet. Er ontstond een groot gevarieerd vlak met een schijnbaar willekeurig legpatroon van glasgroene tinten, bestaande uit 4 soorten glastypes: helder en opaal glas, en licht en donker geëmailleerd glas. De gevel kent ogenschijnlijk geen patroon, maar is op een logische manier opgebouwd: voor elke borstwering, kolom, vloer, of koker, is een geëmailleerd paneel voorzien. Alle andere ruimten hebben grote ramen van minimum 4 heldere glasmodules met zicht op de stad, en in de meeste lokalen werd een kipraam voorzien. Het legpatroon helder-gesloten wordt pas duidelijk bij avond, wanneer de heldere en opale glasplaten van binnenuit worden opgelicht. Het legpatroon wordt dan een duidelijk gestructureerd systeem met afleesbare ramen.
FASE III
Fase III, de zuidvleugel van het complex, omvat verscheidene labo’s, auditoria, en kantoren voor de vakgroep. Ondergronds werden fietsbergingen en technische ruimtes voorzien. Asbest werd verwijderd en alle technieken in het gebouw werden vernieuwd: ventilatie, verlichting, kokers, ... Er kwam ook een uitgebreid voorzieningsnetwerk voor speciale fluida en gassen naar de laboratoria: demiwater, gedestilleerd water, zuurstof, perslucht, vacuüm,... Een nieuwe gordijngevel werd aangebracht, opgebouwd uit glas en geanodiseerd aluminium. Op het dak werd een gevelreinigingsinstallatie (gondels) voorzien, om de gevel goed te kunnen onderhouden.
FASE IV
Fase IV was de laatste verbouwingsfase van de campus. Hier hebben de voormalige laboratoriumfuncties plaats gemaakt voor het Gents Universitair Museum (GUM), waarin een algemene collectie van waardevolle stukken van de universiteit permanent wordt tentoongesteld.
De westelijke vleugel van de campus werd volledig gestript, met uitzondering van de natuursteengevel - deze werd gereinigd. Het schrijnwerk is vernieuwd, dit zo veel mogelijk naar het oorspronkelijke model. Het gebouw werd aan de binnenzijde geïsoleerd met een nieuwe thermische schil. De elektrische, sanitaire, verwarmings- en verluchtingsinstallaties zijn volledig vernieuwd, en omwille van de hedendaagse ventilatie-eisen, werden er ten behoeve van de ventilatiekanalen een aantal nieuwe schachten gemaakt in het gebouw. De technische ruimte op het dak werd vormgegeven als een lichtbaken naar de stad, een teken van zijn nieuwe publieke functie. De gevel wordt voorzien in ondoorzichtig, geëmailleerd glas, om de lichtinval af te stemmen met de museumzalen.
Op het gelijkvloers en de eerste verdieping zijn nieuwe leslokalen en studentenfuncties ingericht. De vijfde verdieping bestaat uit laboratoria en kantoren. Omdat deze recent waren heringericht, moesten ze worden behouden.
FASE IV - GUM
Het GUM heeft zijn toegang voor het grote publiek via de plantentuin, die aansluit op het toekomstige museumplein en zo meespeelt in de Gentse museumcluster. Het GUM is een plek waar museumbezoekers, wetenschappers, kunstenaars en studenten elkaar ontmoeten en in dialoog gaan. Op verschillende manieren is interactie mogelijk gemaakt tussen de studenten van de campus en de bezoekers van het museum, om de synergie tussen het culturele veld en het onderwijs te versterken.
Het gebouw werd vanbinnen volledig gestript en het industriële betonnen karakter werd zoveel mogelijk zichtbaar gelaten. De nieuwe ingrepen zijn eerlijk en minimaal, waarbij werd gezocht naar contrastrijke sferen tussen de verschillende functies. De museumruimtes op de verdiepingen zijn donker, gesloten en ingetogen, waar alle aandacht naar de collectie gaat. Doorheen het gebouw zijn doelgerichte openingen vrij gehouden als kijkgaten op de groene omgeving. Op de bovenste verdieping is een ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen, en aanpalend een evenementenruimte met verreikend zicht over de plantentuin en de boomtoppen van het citadelpark.
Een nieuwe centrale museumtrap verbindt de verschillende tentoonstellingsruimtes en leidt de bezoekers via vides van boven naar beneden doorheen de donkere museumruimtes, langs gedeelde lichtrijke workshopruimtes, tot de museumshop en foyer op de gelijkvloerse verdieping. De foyer is een plek om na te kaarten over het museumbezoek, maar is eveneens een ontmoetingsruimte voor studenten voor en na de lessen.